Publicaties

In september 2023 verscheen een interview van Wouter van den Eijkel met Frans Klerkx op GalleryViewer, naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Less is Enough’, gecureerd door Manuela Klerkx bij Coppejans Gallery in Antwerpen.

Het gehele interview leest u hier.

———

In September 2023, an interview by Wouter van den Eijkel with Frans Klerkx appeared on GalleryViewer, on the occasion of the exhibition 'Less is Enough', curated by Manuela Klerkx at Coppejans Gallery in Antwerp.

You can read the entire interview here.

Tekst door Niek Hendrix

november 2023

Het bouwen van een kaartenhuis is een kwestie van vallen en opstaan. De zwaartekracht probeert steeds maar weer opnieuw de kaarten van een staande naar een liggende toestand te brengen. Het kaartenhuis stort dan in. Alleen door de kaarten zo tegen elkaar te zetten dat de zwaartekracht zichzelf opheft, blijven de kaarten tegen elkaar staan. En dan moet er een verdieping op en dreigt de voorzichtig opgebouwde balans in elkaar te zakken door het gewicht van het huis dat er bovenop staat.

Het recht omhoog zetten van een vorm van papier is geen eenvoudige opgave. Maar er is een elegante oplossing; de vouw. Door een vouw aan te brengen leunt een kaart niet enkel meer op de uiterst dunne zijde, maar ontstaat er een oppervlakte in de vorm van een driehoek waarop de zwaartekracht verdeeld wordt. Niet langer is de speelkaart een object dat continu dreigt om te vallen, het blijft zonder enige moeite overeind staan.

Het is deze eenvoudige ingreep, het vouwen van een vlakte, die het sculpturale oeuvre van Frans Klerkx (1932) met elkaar verbindt. Vanuit vlak materiaal vormt zich zo een object dat overeind blijft staan en meer is dan alleen dat. Sommige ingrepen zijn makkelijk te volgen, zoals de berken multiplex palen. Door een vlak vier keer in dezelfde as te vouwen ontstaat een vierzijdige koker. Hij spaart daar vormen uit die vervolgens als vleugels uitslaan. Met name bij de kleine prototypes zien we werken waarvan niet heel inzichtelijk is hoe ze tot stand zijn gekomen. De complexe maar elegante vormen die daar bij zitten doen nog het meest denken aan origami figuren. Niet omdat zo duidelijk is dat het een zwaan of iets anders zou moeten voorstellen, maar vanwege de vergelijkbare vindingrijkheid en speelsheid.

Het zijn onderzoeken in ruimtelijkheid, altijd vanuit het materiaal gezocht. Hoe wordt een kaartenhuis meer dan het bouwsel dat ruimte inneemt? Ik vermoed dat Klerkx het antwoord wel heeft.

Beeldhouwer Frans Klerkx: De spelende mens

Essay door Dr. Jeroen Damen, 2022

Deze publicatie bevat een essay van de hand van Dr Jeroen Damen om het beeld Landmark Gennep West dat permanent te zien in het Weverpark te Gennep (LB) te duiden. Het beeld bestaat uit 3 platen cortenstaal van
600 x 200 x 0,8 cm per stuk; samen vormen zij een gelijkzijdige driehoek van 320 x 320 x 320 cm aan de onderkant met een hoogte van 580 cm. De fundering bestaat uit gewapend beton van 400 x 400 cm. De drie cortenstalen platen zijn ‘gevouwen’ en samengevoegd zodat ze aan de top een driehoek vormen. De platen leunen niet tegen elkaar omdat ze door de ‘vouw’ autonoom blijven. Het beeld is in october 2021 geplaatst. De kunstenaar was toen 89 jaar oud.


Hier volgen enkele passages uit dit essay:


De vouw

Naast de grote oppervlakken die het beeld kenmerken dringt een andere eigenschap zich aan ons op, als we ter plekke wat langer kijken. Iets wat op tekeningen en foto’s nauwelijks overkomt door de vlakking van het perspectief. Dat is de vouw.

Deze vouwen in de staalplaten vormen een constructief element. Ze dienen als bouwkundige ribben en voorkomen dat de grote oppervlakken doorbuigen of dubbelklappen. Ze zorgen voor het overeind blijven van de totale vorm, zonder dat er extra verstevigingen van buitenaf nodig zijn. Feitelijk balanceren ze de vorm en daarom is het uitermate belangrijk op welke plek en in welke richting de vouw wordt geplaatst.

Dat wil niet zeggen dat de vouw letterlijk in het staal is geplaatst op een speciale vouwbank. Het kan ook zijn dat de driehoek en vierhoek eerst uit de plaat zijn gesneden en vervolgens tegen elkaar zijn gelast, waarbij de las netjes wordt weggewerkt. Welke techniek ook is toegepast, het is een technisch hoogstandje om de staalplaten haaks tegen elkaar te plaatsen, zonder dat er vervormingen optreden. Vooral ook omdat de techniek drie keer in drie identieke modulen moest worden toegepast.

In feite doet het er niet toe, welke techniek werd toegepast, want de vouw is vooral een element uit de ontwerpfase. Wij herkennen zijn oorsprong als constructief element. Je kunt de sculptuur namaken in stijf tekenpapier en je ontdekt al doende hoe belangrijk de vouw is als rib. Dankzij de vouw blijft het wankele papier overeind. Om hem in Cortenstaal op deze schaal uit te werken wijst ons er vooral op dat deze vouw industrieel is vervaardigd, buiten de mogelijkheden van het gebruikelijk atelier. De kunstenaar is een samenwerking aangegaan met een staalfabriek om het werk te verwezenlijken.

Frans Klerkx heeft natuurlijk oneindig meer vrijheid in het ontwerp, wanneer hij dat eerst in papier of karton beproeft. Zo komt hij ook tot nieuwe ontdekkingen over de stabiliteit van het werk. Over de vouwen spreekt hij als ‘montagnes’ en ‘valées’, al naar gelang het omhoog steken of onderliggend zijn van de vouw. Daarmee geeft hij ook aan in zijn ontwerpen of het vlak naar binnen of naar buiten geklapt wordt. Extra profijt komt tevoorschijn wanneer door de vouwen de sculptuur zelfstandig overeind blijft, met gebruik van al het materiaal, zonder dat er iets wordt weggegooid.


Oeuvre

Het oeuvre van Frans Klerkx bestaat uit tekeningen, schilderijen en sculpturen. De tekeningen beslaan de hele periode sinds zijn jeugd tot en met de dag van vandaag. Zonder tekenen kan hij niet. De meeste van zijn tekeningen zijn figuratief: portretten, landschappen en voorwerpen die hij gewoon ergens aantrof en die hem boeiden.

In de loop van de tijd kwam het schilderen, gestimuleerd door zijn oom die het vak aan hem onderwees. De meeste schilderijen zijn niet figuratief. Ze zijn vooral opgevat als composities van lijnen en vlakken, geïnspireerd door Mondriaan, de constructivisten en wat wij ‘de modernen’ noemen.

Het overlijden van zijn echtgenote bracht een keerpunt voor Frans. De beslissing dat hij zelf het graf zou ontwerpen en vervaardigen, hielp hem over de drempel om de kennismaking met het materiële voorwerp aan te gaan. Zijn levenslange vriendschap met een beeldhouwer kwam nu goed van pas. Van schilderen naar beeldhouwen is een grote, niet te onderschatten stap. Het betekent een totaal nieuwe manier van werken, een ander atelier met heel andere technische voorzieningen dan dat van een schilder, en de tweedimensionale ruimte van het platte vlak inruilen voor de werkelijke ruimte van onze wereld.

Een boeiende compositie van lijnen en vlakken tekenen of schilderen is al moeilijk genoeg, een dergelijke compositie omwerken naar een ruimtelijk voorwerp vraagt een heel andere intentie van de kunstenaar.


Analyse

Het ontwerp van 'Sight Point (for Leo Castelli)' stamt uit 1972, toen Serra het indiende voor een prijsvraag voor een kunstwerk op de campus van Wesleyan University in Middletown, Connecticut. Zijn sculptuur won, maar werd niet gerealiseerd, omdat het volgens de universiteitsarchitect te groot was en te dicht bij de historische bebouwing zou komen te staan. Na een ontmoeting tussen Stedelijk-directeur Edy de Wilde en de kunstenaar werd besloten om 'Sight Point (for Leo Castelli)' in 1975 te plaatsen in de nieuwe beeldentuin van het museum.

Serra: ‘De sculptuur bestaat niet uit de platen; de sculptuur bestaat uit de relatie van de platen tot de ruimte die ze scheppen.’

Hier doen zich grote verschillen voor tussen Serra en Klerkx. Serra’s platen zijn niet gevouwen of geknikt, ze leunen als vlakke platen tegen elkaar. Serra benadrukt in het interview met Bos de werking in de ruimte van zijn platen.

Frans Klerkx benadrukt in zijn gesprek met mij de onverwachte werking van de vouw in de plaat, het gaat hem niet alleen om de werking in de ruimte maar ook om de zelfstandigheid van de plaat, dankzij de vouw.

Tot slot

Aansluitend aan het denken over het spel, doemt de conclusie op, waarom Landmark Gennep west zich bevindt in het domein van de beeldende kunst. Het voldoet aan de belangrijkste criteria van de kunst.

Het eerste criterium: het beeld is origineel, nieuw, nog nooit eerder gemaakt, geen kopie. Elk spel dat serieus gespeeld wordt levert uiteindelijk een nieuwe variant op. Een nieuw resultaat dat zijn plek vind in de leesbare traditie van de niet-figuratieve, spelende kunst. Elke nieuwe variant bepaalt de zin van het spel.

Het tweede criterium: het beeld is volkomen nutteloos, dat wil zeggen, het is niet functioneel. Dat betekent dat het beeld zich in volle vrijheid kan ontplooien, het hoeft aan geen enkele verwachting en geen enkel gebruiksnut te voldoen. Dat garandeert ook dat de kunstenaar het beeld in volle vrijheid kan scheppen, hij of zij is alleen verantwoording schuldig aan zichzelf.

Het derde criterium: het beeld verrast niet alleen de toeschouwer, maar ook de kunstenaar zelf. Zijn spel en concentratie hebben een nieuw werk opgeleverd dat hijzelf nog maar ten dele vermoedde. Dat is een direct gevolg van de innerlijke noodzaak waaruit het beeld ontstaat: de kunstenaar móet een werk scheppen, hij kan het niet laten en dus ontstaat  een nieuw - ongedacht - werk.

Een vierde criterium betreft het vakmanschap, waarmee het werk uiteindelijk is uitgevoerd. Dat overtuigt ons toeschouwers ervan dat de kunstenaar zozeer in zijn werk gelooft, dat hem geen enkele moeite en geen enkel risico te veel is, om het perfect in de wereld te brengen. De volmaaktheid van de uitvoering haalt ons over om het werk serieus te beschouwen.

Een vijfde criterium betreft de plaats van het werk in het oeuvre. Wij toeschouwers zien liever geen eendagsvlieg. Niet een toevallig uitzonderlijk geslaagd werk. We willen overtuigd worden dat het werk past in de ontwikkeling van de kunstenaar, in zijn overtuigingen, in zijn gedrevenheid, in zijn talent. Het oeuvre overtuigt ons tenslotte van de eigenheid van de kunstenaar.

Het directe gevolg van die criteria is dat het beeld zijn bestaansrecht ontleent aan het ‘er-mogen-zijn’. Net als wij mensen er mogen zijn ómdat we er zijn. En dat besef geeft ruimte voor verschillende interpretaties, die misschien ook wel maatschappelijk relevant zijn. Zo kan het beeld ‘verbinden’ omdat het zich spiegelt in zijn ‘er-zijn’ aan ons mensen. Het daagt onze waarneming uit en roept op om onze overtuigingen onder de loep te nemen en ons open te stellen voor nieuwe ervaringen. Die waarneming vraagt ook om taal en bezinning met woorden die we niet gewoon zijn te gebruiken. We zoeken nieuwe taal voor het beschrijven van kunst, taal die de kunst uit zijn isolement haalt en overbrengt naar ons dagelijkse bestaan.